‘Halslengte 43 centimeter; “dat ken nyt waar weze!” ’
‘Ik heb soms zo’n onbedwingbare drift dan moet ik, zoals in het stadskantoor gebeurde, met die Solex even door de gangen rijden. Dat ding stond naast mijn bureau voor een personeelsvoorstelling die we aan het voorbereiden waren. Zat het college te vergaderen en dan reed ik met die brommer over die lange bruggen door de hal van het stadskantoor. De hele hal in de benzinedampen. College overstuur, “wat gebeurt hier?” Ik heb er behoorlijk voor op mijn donder gehad.’ Nederland is met Jan van der Meulen een cabaretier van het zuiverste water misgelopen. De Leeuwarder gemeenteambtenaar vertoont zijn kunsten op de kleinere podia: bij het koor de Bonifatius Cantorij en achter de bar van voetbalclub Frisia.
‘Er is mij vaak voorgehouden: dou must op ut toneel.’ Het was er bijna van gekomen toen Van der Meulen de Kleinkunst Academie in Amsterdam bezocht. ‘Ik heb nooit gedurfd. Heb nooit op dit terrein in mezelf geloofd. Een pianist uit Boerakker wilde me het podium wel opsleuren, maar het is hem niet gelukt. Ik kan goed zingen en typetjes creëren, maar ik moet het van spontane ingevingen hebben. Als iedereen vol verwachting in de zaal zit, en ze speciaal voor mij komen, sla ik dicht.’ Moeiteloos imiteert hij de voormalige gemeentesecretaris Reumer en de gewezen burgemeester Loekie van Maaren: ‘Ik ben zo ver-won-derd en zo ver-bij-sterd.’
Het cabareteske en droogkomische heeft Jan van der Meulen (58) opgedaan in de kledingwinkel van Wim Houwen die destijds gevestigd was aan de Wirdumerdijk. Het was zijn eerste baan na een opleiding op de leao waar meester Drent, het hoofd van de Ernst Casimirschool, hem naar toe had gestuurd. ‘Ik kwam terecht op de Marnixschool. Nog nooit zo’n rotschool meegemaakt. Wat een losers en stumpers. Na drie jaar ben ik daar afgegaan. Mijn vader Edze die een kruidenierszaak had in de Vincent van Goghstraat vroeg aan zijn boekhouder Verdenius: “kun je wat met die jongen?” Zo ging dat en zo kwam ik bij Wim Houwen terecht, de topkledingzaak van Friesland. “Wim Houwen, geeft waarborg en vertrouwen!”, dat was de leus van de zaak.’
Aan de werkzame periode bij Wim Houwen denkt Jan van der Meulen nog altijd met veel genoegen terug. ‘Zoon Klaas en zijn vrouw Marjolein spreek ik nog regelmatig, en dan hebben we het er nog even over.’ De sfeer bij Wim Houwen was te vergelijken met het roemruchte Engelse tv-programma Are You Being Served, dat in Nederland in de jaren zeventig werd uitgezonden onder de titel Wordt U Al Geholpen? Jan van der Meulen: ‘Zoals het op tv was, zo ging het bij ons in de winkel precies zo. We hadden er enorme pret. Nieuwe verkopers werden uitgerust met een krijtje, een bolletje voor de spelden en een centimeter waar we een stuk afknipten. “Halslengte 43 centimeter”, zei die verkoper dan tegen zijn klant. “Dat ken niet waar weze”, was het dan. Of ik stond even tussen de poppen in de etalage net toen de baas voorbij kwam. Ook op mijn sodemieter gekregen. Die etalage was heilige grond, daar lag velours in, waar je alleen met hoezen om je schoenen op mocht lopen. Wat was die man kwaad.’
Wim Houwen was een topzaak waar op het hoogtepunt tientallen medewerkers aan het werk waren. ‘Je had er verkopers, hulpverkopers, mensen op het atelier en chauffeurs. Het was een wereldzaak waar op een gegeven moment wel 45 mensen rondliepen. Dan stapte ik op iemand af met de bekende tekst: “kan ik u helpen?”, en dan zei die: “ik werk hier!” Tijdens de uitverkoop kreeg je een premie op bepaalde verkopen. De hoogte van de premie, uiteraard alleen bekend bij het personeel, was aangegeven op een sticker in de mouw. Ik sluit niet uit dat ons onafhankelijk advies hier enigszins onder geleden heeft. Het zal voorgekomen zijn dat we een schipper van de Emmakade met een pak naar huis hebben gestuurd waarmee hij de loopplank niet is overgekomen. Dat sien frouw sei: wat is dit?’
De expansie naar andere steden in Friesland heeft de roemruchte zaak naar de ondergang geleid. Zoon Klaas Houwen vestigde zich later in het Naauw. ‘Daarover sprak zijn vader na de misère de historische woorden (Van der Meulen met geknepen stemmetje): mijn zoon zit in het nauw.’
Na zijn militaire dienstplicht kreeg de carrière van Van der Meulen een geheel andere wending. ‘Ik moest daar ook wel weg. Ik begon bij Wim Houwen met 200 gulden bruto en kocht er kleding voor 400 gulden netto. Mijn moeder Siepke zag me dan weer thuiskomen: “Oh, daar hest um weer met siën draagtassen.”
Van der Meulen kwam terecht op het Bureau Kinderrechter. ‘Dat was geen succes. Je moet mij geen administratief werk laten verrichten.’ Het bleek wel een opstap voor de richting maatschappelijk werk waarin hij zich later bekwaamde. ‘Ik zat een tijdje in de ww en via de Tijdelijke Arbeidsplaats-regeling kwam ik bij het Princessehof terecht, toentertijd een gemeentelijk museum. Daar mocht ik schilderijen ophangen, koffie zetten en de boel aanvegen. Later werd ik portier en receptionist bij de gemeentelijke sociale dienst aan het Noordvliet.’ Via interne opleidingen werd een bescheiden klim op de maatschappelijke ladder voortgezet in de richting van bijstandsmaatschappelijk werker, banenpoolconsulent en adviseur personeelszaken. ‘Ik ben ook nog wijkmanager geweest. Dat vond ik een prachtige functie. Als coach heb ik met jongeren gewerkt en, na het behalen van mijn didactische bevoegdheid, als docent aan het Friesland College.’
Een project als schuldhulpverlener in de Schepenbuurt is inmiddels afgerond. Volgens wijkvoorzitter Sip de Haan, die hierover onlangs enige kritische opmerkingen plaatste, was dit geen succes. Van der Meulen: ‘Sip de Haan is een gouden kerel. Een man met een gouden hart en duidelijke uitspraken. Misschien was het niet erg handig dat ik daar in mijn lange regenjas rondliep en naar het wel en wee van de kindertjes informeerde. Ja, zo’n jas draag ik nu eenmaal. Het kleedt slank af.’
In 2004 overleed zijn vrouw José Hamersma aan borstkanker. Jan van der Meulen bleef achter met zijn vier zoons. ‘Een rotziekte. Ik ben daardoor een tijdje de weg kwijt geweest. Ze was de dochter van de slager in de Van Beverwijckstraat. Die had het niet zo op mij begrepen, twaalf banen en dertien ongelukken. Ik liet hem nog wel even weten dat ik er met zijn beste stuk vlees vandoor ging.’
Het opgroeien in een kruideniersgezin valt volgens Jan van der Meulen niet los te zien van het vermijden van risico. ‘Je had op vrijwel iedere hoek van de straat een winkel. Alleen al in de Honthorststraat had je kruidenier Wetterrauw, melkboer Overdijk, kapper de Vries en bakker Visser. Bij ons in de Vincent van Goghstraat had je Epema van de Vivo. Iedereen had z’n eigen klanten. Op een gegeven moment kregen we een sigarettenautomaat aan de gevel. Zaten we in de kamer en deden we de radio uit. Rrrats, zo trok er iemand de lade open. Rrrats, daar ging de lade weer dicht. We zaten rechtop in de stoel. Het was net alsof je zat te vissen, alweer byt! Ja, het is wat in zo’n gereformeerd kruideniersgezin. Jan Centra noemden ze mij toen. Mijn vader stopte in 1972 met de winkel en ging bij de Aegon werken. Die kwam fluitend thuis: “het lijkt wel vakantiewerk”, zo zei hij.’
Met vriendin Coby staat hij regelmatig achter de bar van voetbalvereniging Frisia. ‘Wij zijn daar commissaris. Bij Nicator staan ze achter de bar, wij zijn commissaris. Bij Frisia is het altijd net weer even anders’, zo meldt Jan van der Meulen met een forse dosis zelfspot. ‘Ik ben er geknipt voor. Soms ben ik ook omroeper. “Nummer dertien wordt vervangen door nummer zes”. Vaak klopt het niet want ik zie wel aan het rugnummer wie er in komt maar niet wie er uit gaat. Ach, dan noem ik zomaar een naam. Niemand die zich eraan stoort. Als er iemand wordt gepest dan kom ik ook in actie. Dan komt mijn professionele achtergrond van pas. Dan wordt dat uitgepraat met het hele team. Het mensen naar de zin maken, dat doe ik het liefst.’
Auter: Andries Veldman
Bron: http://www.liwwadders.nl
Familiekaart van Jan van der Meulen.
Geef een reactie